Hoe werk en productiviteit zich ontwikkelden
Nederlandse werknemers staan bekend als een van de meest efficiënte in Europa. Met een output van €45,3 per uur (volgens Eurostat) blijft de productiviteit hoog, ondanks de kortere werkweek. Dat contrasteert met bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland, waar de gemiddelde werkweek respectievelijk 36 en 34 uur bedraagt. De traditie van deeltijdwerk is diepgeworteld en geeft vooral ouders en mantelzorgers meer ruimte.
Al sinds de jaren 1980 en 1990 zijn er maatregelen genomen om deeltijdwerk aantrekkelijk te maken, zonder dat mensen daar sociale voordelen of werkzekerheid door verloren. Daardoor konden vooral vrouwen hun werktijd aanpassen zonder dat dat meteen negatief werd gezien.
Hoe Nederland zich verhoudt tot andere landen
De Nederlandse aanpak zorgde er niet alleen voor dat mensen meer balans krijgen, maar ook dat lonen op peil bleven. Het gemiddelde uurloon in koopkrachttermen is €16,2, ruim boven het Europese gemiddelde van €14,9. Dat laat zien dat minder uren niet per se samen hoeft te gaan met minder economische opbrengst. Landen als Ierland (met meer dan €60 output per uur) en Frankrijk (met €59,9) hebben ook hoge productiviteit, maar zij hebben niet dezelfde organische invoering van een vierdaagse werkweek als Nederland.
Buiten Europa hebben onder meer IJsland en Japan met vierdaagse werkweken geëxperimenteerd. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn vergelijkbare testen gedaan, maar daar was er niet dezelfde mate van vanzelfsprekende acceptatie als in Nederland. Beide landen lopen tegen obstakels aan zoals rigide arbeidsregels en verouderde ideeën over werktijd en productiviteit.
Flexibiliteit, cultuur en beleid
De Nederlandse manier laat zien hoe flexibiliteit en economie hand in hand kunnen gaan. Volgens de 4-Day Week Foundation is de kortere werkweek niet alleen een teken van vertrouwen in echte productiviteit, maar ook een aanwijzing van economisch bewustzijn en sociale vooruitgang. De verandering kwam vooral vanuit de samenleving zelf, waarbij bedrijven inspeelden op de wensen van werknemers zonder politieke dwang.
Dat toont aan dat verandering niet per se van bovenaf hoeft te komen; het kan ook groeien door bottom-up flexibiliteit en begrip. Andere Europese landen en economische grootmachten kunnen mogelijk iets opsteken van het Nederlandse voorbeeld door meer aandacht te geven aan welzijn en productiviteit in hun arbeidsbeleid.
De situatie in Nederland is een interessante casestudy over hoe werkcultuur kan evolueren: werk-privébalans werd vanzelfsprekend, terwijl de economie sterk bleef. Voor landen die worstelen met de balans tussen uren en productiviteit biedt de Nederlandse ervaring een aanwijzing dat culturele verandering soms de sterkste motor is voor duurzame hervormingen.